Noortje belt, Nermin wil wel met me naar de Haagse Markt. Ik kleed me daar om en er ontstaat meteen een discussie tussen een Nederlandse, een Surinaamse, een liberale moslima zonder hoofddoek en Nermin, die een hoofddoek draagt. Zij is het meest zonder oordelen, de rest is faliekant tegen sluieren. Met Nermin loop ik naar de tram. We worden aangesproken met Salaam-aleikum door een vrouw die Nermin kent, ik stamel wat terug. / Op de markt wordt ik veel aangekeken en begluurd. Ik zie alleen de mensen recht voor me maar Nermin zegt dat de mensen juist naast en achter me flink staan te kijken. Turkse vrouwen kijken vreemd naar haar, omdat ze Nederlands met mij praat. / Ik wacht bij een kraam als Nermin een bloesje past en voel plotseling een paar vingers op mijn arm. Het is een vrouw die van achter aan kwam lopen en even aan de stof wilde voelen, ze dacht dat ik alleen een jurk was. Ze verontschuldigt zich en we moeten allebei lachen. / Mensen lijken zich niet te realiseren dat ik ze door de stof heen gewoon versta. Ze zeggen dingen als: “Dat is toch te gek voor woorden” en “Ik schrok me rot”, maar ze praten alleen tegen elkaar, niet tegen mij. / Ik wil naar huis, het is warm en mijn abaya zakt scheef, Nermin heeft de spelden er te voorzichtig in gedaan. Vooral de panty en de handschoenen maken me benauwd, die zitten strak. / Mensen op straat en in de tram kijken naar me zonder dat ik het zie, ze kijken om me heen. Ze zien me van een afstand en kijken dan weg als ze in de buurt zijn, het gaat heel geraffineerd.