Het dragen van de niqaab valt me steeds minder zwaar. Het is nog steeds warm, onhandig en benauwd, maar het lijkt of niet alleen ik maar ook de mensen op straat er aan beginnen te wennen. Het lijkt of de blikken minder afkeurend zijn, maar misschien heeft het vooral met mijzelf te maken. Ik voel nu ook wel rust als ik de niqaab draag. Niemand ziet mij en ik kan me in mezelf keren, hoef niet bezig te zijn met hoe mijn haar zit of dat mijn rokje te kort is, ik hoef geen rekening te houden met de ander. / Gister in de tram gebeurde er iets vreemds. Een jonge man ging vlak bij me staan in het gangpad en maakte heel rustig met zijn telefoon een foto van me. Toen liep hij zonder nog naar mij te kijken weg. We moesten er bij dezelfde halte uit en ik liep net als hij de Weimarstraat in. Ik voelde me net zoals in India, als mensen ongevraagd van dichtbij een foto van je maken. Het is een vreemde gewaarwording. Maar in India is de cultuur zo anders dat zoiets geen lading heeft. Wat die man nu in de tram deed voelde onbeschoft. Ik wilde hem laten voelen hoe het is als iemand je als object behandeld, als iets grappigs dat je aan je vrienden kunt laten zien, zonder je er om te bekommeren ten koste van wie dat gaat. Ik liep snel en toen ik hem inhaalde maakte ik van opzij een foto van hem met mijn telefoon. Maar waar ik verbazing of misschien zelfs verontwaardiging zoals ik zelf had gevoeld had verwacht gebeurde er iets geks, hij lachte en gaf me een knipoog! Hij was verdomme met me aan het flirten! Ik liep door zonder om te kijken en voelde schaamte. / Ik loop over de Regentesselaan, het chique gedeelte. Een vrouw op een bakfiets met drie kinderen er in passeert me. Een meisje met blonde paardenstaartjes en een rood wit gestipte zonnebril roept met een mengeling van plezier en ongeloof: “Kijk mama, een spook!” / In Utrecht Ondiep hangen de straten vol oranje vlaggetjes, staan de tuinstoelen en kratten bier op straat en schalt André Hazes door de achtertuinen. Op het moment dat ik door de wijk loop zitten er niet veel mensen op straat. Ik vind het jammer voor de filmopname maar ben ook wel een beetje opgelucht. Luister ik nu naar mijn eigen vooroordelen of naar mijn gezond verstand? Ik weet niet meer waar de grens tussen die twee ligt. Ik heb zo veel mensen gesproken die me waarschuwden, maar waarvoor dan eigenlijk bleek bij doorvragen onduidelijk. “Nou gewoon, ja, je lokt misschien toch iets uit…” Ja natuurlijk lok je iets uit, een reactie, maar waarom die bedreigend zou zijn is niet gestoeld op voorbeelden of ervaringen. Zou dit meer zeggen over degene die me waarschuwt dan over degene voor wie ik gewaarschuwd word? / Een paar (Surinaamse?) vrouwen stoten elkaar aan als ze me zien en terwijl ze luid lachen loop ik stoïcijns voorbij. Ik word steeds rustiger, de niqaab begint als een schild te werken. Een schild tegen de reacties die hij zelf oproept.